Proefwerkvraag
Verschillen in valversnelling
Vragen
Je staat op een berg. De valversnelling is hier anders dan op een hoogte van de zeespiegel.
A. Welke facto(o)r(en) zorgt/zorgen ervoor dat de valversnelling anders is?
B. De valversnelling aan de evenaar is lager dan die aan de polen. Leg uit hoe dat komt.
Het reliëf op het aardoppervlak geeft ook een afwijking op de gemeten valversnelling, ẟg (reliëf).
C. Beredeneer of ẟg (reliëf) positief of negatief is bij een hoge berg in de buurt van de meting.
D. Beredeneer of ẟg (reliëf) positief of negatief is bij een diep dal in de buurt van de meting.
Uitwerkingen
A. De afstand tussen de top van de berg en het middelpunt van de aarde wordt groter, waardoor variabele r(straal) groter wordt en volgens de formule g = G . M / r^2 wordt de valversnelling dus kleiner.
B. De valversnelling aan de evenaar is kleiner doordat de straal groter is dan aan de polen. Volgens de formule g = G . M / r^2 wordt de valversnelling dus kleiner. Bovendien draait de aarde rond. Bij de evenaar is die snelheid het grootst. Door deze snelheid word je als het ware een klein beetje naar buiten geslingerd, zoals in een centrifuge. Dit zorgt dus ook voor een lagere waarde van g.
C. Een hoge berg in de buurt van een meting zal zorgen voor een extra kracht. Omdat de berg hoger is dan het meetpunt, is die kracht naar boven gericht en zal ẟg (reliëf) daardoor negatief zijn.
D. Een diep dal in de buurt van de meting zal zorgen voor minder aantrekkingskracht en daarom zal ẟg (reliëf) negatief zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb